Перевод: с немецкого на нидерландский

с нидерландского на немецкий

С нидерландского на:
Немецкий
С немецкого на:
Нидерландский

aan z'n trekken komen

Толкование Перевод

1 Recht

Recht

〈o.; Recht(e)s, Rechte〉

1 recht ⇒ bevoegdheid, aanspraak

2 recht, de wetten

3 recht, het juridisch juiste

4 〈 geen enkelvoud〉rechten, rechtswetenschap

♦voorbeelden:

1    angestammte Rechte • overgeërfde rechten

auf sein Recht pochen • z'n rechten opeisen

jemandem zu seinem Recht verhelfen • voor iemand recht verschaffen

〈 informeel〉 zu seinem Recht kommen • aan z'n trekken komen

2    das öffentliche Recht • het publiekrecht

das Recht anwenden • de wetten toepassen

das Recht beugen • het recht buigen, verdraaien

von Rechts wegen • van rechtswege

3    Recht behalten • gelijk krijgen

was Recht ist, muss Recht bleiben • recht is recht

〈 juridisch〉 etwas für Recht erkennen • iets rechterlijk beslissen

im Recht sein • het recht aan zijn zijde hebben

mit Recht • met recht, terecht

Gnade für, vor Recht ergehen lassen • genade voor recht laten gelden

zu Recht • terecht

¶    〈 spreekwoord〉 Gewohnheit stiftet Recht • gewoonte maakt wet

〈 spreekwoord〉 wo nichts ist, hat der Kaiser sein Recht verloren • waar niets is, verliest de keizer zijn recht

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Recht
2 zu seinem Recht kommen

zu seinem Recht kommen

aan z'n trekken komen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > zu seinem Recht kommen
3 ziehen

ziehen

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 trekken ⇒ tochten, gaan

2 resultaat, succes hebben

3 verhuizen ⇒ gaan wonen, vertrekken

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 ziehende Schmerzen • stekende pijnen

es zieht hier • het tocht hier

〈 leger〉 auf Wache ziehen • op wacht gaan

in den Kampf ziehen • ten strijde trekken

2    diese Ausrede zieht nicht mehr • dit smoesje heeft geen succes meer

dieser Film zieht nicht • deze film trekt geen publiek

das zieht nicht bei ihr • dat lukt bij haar niet

3    er zog aufs Land • hij ging op het platteland wonen

〈 schaken〉 mit dem Springer ziehen • het paard verzetten

sie zog zu ihrem Freund • zij ging bij haar vriend wonen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 trekken ⇒ (te voorschijn) halen; rekken

2 kweken, fokken ⇒ telen; opvoeden

♦voorbeelden:

1    den Degen ziehen • de degen trekken

〈 medisch〉 die Fäden ziehen • de hechtingen verwijderen

〈 figuurlijk〉 Folgerungen, Schlüsse ziehen • conclusies trekken

einen Graben ziehen • een sleuf, sloot graven

den Hut ziehen vor jemandem • de hoed afnemen voor iemand

um einen Garten eine Mauer, einen Zaun ziehen • een tuin ommuren, omheinen

der Stoff lässt sich ziehen • de stof is rekbaar

es zieht mich heimwärts • iets drijft mij naar huis

〈 figuurlijk〉 ich zog seinen Zorn auf mich • ik haalde me zijn woede op de hals

den Wein auf Flaschen ziehen • de wijn op flessen trekken

〈 figuurlijk〉 jemanden auf seine Seite ziehen • iemand op zijn hand krijgen

aus diesem Gestein zieht man Eisen • uit dit gesteente wint men ijzer

〈 figuurlijk〉 etwas in die Länge ziehen • iets rekken

〈 figuurlijk〉 jemanden ins Gespräch ziehen • iemand in het gesprek betrekken

〈 figuurlijk〉 etwas ins Lächerliche ziehen • iets belachelijk maken

〈 figuurlijk〉 jemanden ins Vertrauen ziehen • iemand in vertrouwen nemen

〈 figuurlijk〉 das zieht Folgen nach sich • dat zal gevolgen hebben

2    Blumen ziehen • bloemen kweken, telen

III sich ziehen 〈 wederkerend werkwoord〉

1 rekken ⇒ eindeloos zijn, lijken

2 kromtrekken

♦voorbeelden:

1    〈 informeel〉 diese Steigung zieht sich • er lijkt geen eind te komen aan deze stijging

das Gebirge zieht sich bis zur Küste • het gebergte zet zich voort tot aan de kust

〈 figuurlijk〉 das Gespräch zieht sich in die Länge • het gesprek duurt maar voort

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ziehen
4 aufreißen

aufreißen

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (open)scheuren ⇒ (open)breken, (open)springen

♦voorbeelden:

1    die Wolken reißen auf • de lucht breekt, scheurt open

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 openscheuren ⇒ openbreken, openhalen

2 openrukken ⇒ opentrekken

3 schetsen

4 overeind trekken

5 〈 informeel〉 versieren

6 〈 informeel〉 komen aan

7 〈 techniek〉in tekening brengen, tekenen

♦voorbeelden:

1    〈informeel; sport en spel〉 die Abwehr aufreißen • de verdediging openbreken

sich 〈 3e naamval〉 den Ärmel aufreißen • zijn mouw openhalen

2    〈 informeel〉 die Augen, den Mund aufreißen • zijn ogen, zijn mond opensperren

3    ein Problem aufreißen • een probleem schetsen

5    ein Mädchen aufreißen • een meisje aan de haak slaan, opscharrelen

6    einen Job aufreißen • een baantje vinden

¶    〈 informeel〉 seine Klappe, das Maul aufreißen • een grote mond opzetten

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > aufreißen
5 Schwung

Schwung

〈m.; Schwung(e)s, Schwünge〉

1 zwaai, draai ⇒ sprong, zwenk(ing)

2 welving, boog(lijn) ⇒ krul 〈 van een letter〉

3 beweging, vaart 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ gang

4 elan, vuur, enthousiasme ⇒ gloed, bezieling, fut

5 〈 informeel〉 (een) heleboel ⇒ hoop

♦voorbeelden:

1    〈 skisport〉 seine Schwünge ziehen • zijn baantjes trekken

3    in vollem Schwung • in volle gang

die Sache bekommt allmählich Schwung • er komt langzamerhand schot in de zaak

den Schwung verlieren • vaart minderen; 〈 figuurlijk ook〉de moed verliezen, geen fut meer hebben

〈 informeel〉 jemanden in Schwung bringen • iemand achter de vodden zitten, iemand aan het werk zetten

〈 informeel〉 Schwung in eine Sache bringen, etwas in Schwung bringen • iets op gang brengen, vaart achter iets zetten

〈 informeel〉 Schwung in die Bude bringen • leven in de brouwerij brengen

sein Geschäft in Schwung halten • ervoor zorgen dat de zaak goed loopt

der Sport hat ihn in Schwung gehalten • de sport heeft hem fit gehouden

in Schwung kommen, geraten • op gang komen, op dreef raken

5    ein Schwung alter Zeitungen • een (heel) vrachtje oude kranten

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Schwung
6 aufziehen

aufziehen

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 optrekken ⇒ aanrukken

2 opkomen ⇒ komen opzetten

♦voorbeelden:

1    die Wache ist aufgezogen • de wacht is opgetrokken

2    Gewitter, Nebel zieht auf • onweer, mist komt op(zetten)

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 op-, omhoogtrekken ⇒ overeind trekken

2 opentrekken ⇒ uit-, loshalen

3 kweken ⇒ opvoeden

4 spannen ⇒ opwinden

5 spannen ⇒ opzetten

6 op-, vastplakken ⇒ bevestigen

7 aankleden

8 〈 informeel〉 opzetten ⇒ op touw zetten, organiseren

9 〈 informeel〉 plagen

♦voorbeelden:

1    den Anker aufziehen • het anker lichten

eine Fahne aufziehen • een vlag hijsen

eine Spritze aufziehen • een injectiespuit vullen

2    die Strickarbeit aufziehen • het breiwerk uithalen

4    eine Uhr aufziehen • een uurwerk opwinden

〈 figuurlijk〉 wie aufgezogen reden • aan één stuk door ratelen

5    einen Reifen aufziehen • een band monteren

6    Bilder auf ein Blatt Papier aufziehen • foto's op een blad papier plakken

8    ein Unternehmen groß aufziehen • een onderneming groot(scheeps) opzetten

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > aufziehen
7 überziehen

überziehen¹

〈 overgankelijk werkwoord〉

1 aantrekken ⇒ eroverheen (aan)trekken

♦voorbeelden:

¶    jemandem eins, ein paar überziehen • iemand een flinke klap, klappen geven

————————

überziehen²

I    〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉

1 overtrekken ⇒ bedekken, aanbrengen (over, op)

2 overschrijden ⇒ overdisponeren, heen gaan over

3 overtrekken, -drijven

4 〈 sport en spel〉 met topspin spelen

♦voorbeelden:

1    ein Bett frisch überziehen • een bed verschonen

mit Gold, Silber überziehen • vergulden, verzilveren

etwas mit einer Lackschicht überziehen • een laklaag op iets aanbrengen

2    sein Konto um 100 Gulden überziehen • op zijn bankrekening 100 gulden in het rood (komen te) staan

er hat (die Zeit) um 5 Minuten überzogen • hij is 5 minuten over de tijd heen gegaan

3    überzogene Forderungen • overdreven, overtrokken eisen

II sich überziehen 〈 wederkerend werkwoord〉

1 betrekken

♦voorbeelden:

1    der Himmel überzieht sich mit Wolken • de lucht betrekt

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > überziehen

См. также в других словарях:

Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mund — 1. A Müs as iar sat üsh a Uugan. (Nordfries.) – Johansen, 58. Der Mund ist früher satt als die Augen. 2. Alles im Munde, in den Händen nichts. Frz.: Il a dit cela de bouche, mais le coeur n y touche. – Il ne dit ou promet que des lèvres. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Liste Swadesh Du Néerlandais — Liste Swadesh de 207 mots en français et en néerlandais. Sommaire 1 Présentation 2 Liste 3 Voir aussi 3.1 Bibliographie … Wikipédia en Français
Liste Swadesh du neerlandais — Liste Swadesh du néerlandais Liste Swadesh de 207 mots en français et en néerlandais. Sommaire 1 Présentation 2 Liste 3 Voir aussi 3.1 Bibliographie … Wikipédia en Français
Liste Swadesh du néerlandais — Liste Swadesh de 207 mots en français et en néerlandais. Sommaire 1 Présentation 2 Liste 3 Voir aussi 3.1 Bibliographie … Wikipédia en Français
Liste swadesh du néerlandais — Liste Swadesh de 207 mots en français et en néerlandais. Sommaire 1 Présentation 2 Liste 3 Voir aussi 3.1 Bibliographie … Wikipédia en Français
Néerlandais (liste Swadesh) — Liste Swadesh du néerlandais Liste Swadesh de 207 mots en français et en néerlandais. Sommaire 1 Présentation 2 Liste 3 Voir aussi 3.1 Bibliographie … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

aan z'n trekken komen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

aan z'n trekken komen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: